Folkerda-Ballade
Heer Onno kwam te paard
een eeuw of wat geleden
Ter burcht van Folkerda
bij Bedum heen gereden,
Gezeten op zijn edel,
volbloed rossinant
Doorkruiste hij dit
toenmaals onherbergzaam land.
Hoort, wat hij hieromtrent
aan vreeslijks moest beleven,
Teneinde aan de poort
zijn boodschap af te geven,
Hoe hij het vege lijf
maar amper heeft gered,
Toen wildheid der natuur
hem schaakmat had gezet.
Want in dit lage land
met talrijke moerassen
Vond hij zijn weg bedekt
met kuilen en met plassen,
Bespat, besmeurd, bevuild,
doorweekt tot op de huid,
Reed hij als vagebond
weer deze rimboe uit.
En toen hem bij zijn thuiskomst
zag zijn schone gemalinne
Toen zei ze: "Kom zo vies
de ridderzaal niet binne,
Voordat je je van kop tot teen
eerst netjes hebt verkleed,
Ik heb al water op
en 't bad is al gereed."
Zo iemand nog dit jaar
Heer Onno na wil reizen,
Dan wil ik in dit vers
hem ernstig er op wijzen,
Dat in de buurt van Folkerda
wel eeuwen zijn vergaan,
Maar nóg de toestand eist:
trek flinke laarzen aan.
Probeer maar niet er op
een stalen ros te rijden,
Of langs een omweg
de moerassen te vermijden
En spiegel je aan wat
met Onno is gebeurd
En doe je boodschap
Vóór je Zaterdagze beurt.
Januari 1949
(Is verschenen in "De Bedumer" op 28 januari 1949)
Geen reacties