Verhalen achter de personen

Jan Westen ‑ Schrijfsels ‑ 1949‑04‑04 ‑‑ Lenteklacht

Lenteklacht

Wanneer aan boom en struik
   ontbotten d' eerste blaren,
Dan komt een duistere drift
   in elke vrouw gevaren,
Dan klopt ze, zuigt ze, veegt ze,
   dan boent ze en ze schuurt;
Blijf dan als man vorlopig
   maar beter uit de buurt.

Want, waar je het ook zoekt,
   van kelder tot op zolder,
't Is al in rep en roer,
   't is alles schoonmaakkolder,
Het hele huis dat ruikt
   naar was en terpentijn,
De vloeren konden wel
   een golvend scheepsdek zijn.

En in dit bont geweld
   van emmers, kleden, matten
Daar loop je nog precies
   je laatste kou te vatten,
Natuurlijk, want de kachel
   is inmuddels aan de kant,
En 't eten was vanmiddag
   ook niet vrij van "aangebrand".

Zo viert de man gedwee
   zijn eerste lente dagen,
Al heeft hij stof genoeg:
   hij krijgt geen kans tot klagen,
En dat het mij nu toch
   in 't openbaar gelukt,
Dat komt, omdat dit vers
   door mannen werd gedrukt.

4 April 1949

(Verschenen in "De Bedumer" & de "Ommelander Courant" op 8 april 1949)

Geen reacties